Column door cabaretier Andries Tunru
“Je gaat wát doen?!”. Ik observeerde haar gezicht alsof ik een wetenschapper was. Interessant, interessant. Het kán dus wel. Het normaal zo vrolijke hoofd, toonbeeld van geduld en optimisme, kan dus tóch woedend worden. En hoe.
Gebiologeerd nam ik dit kersverse beeld in me op. De frons, dieper dan de gemiddelde Marskrater. De wenkbrauwen, die steiler naar beneden wezen dan de zwartste zwarte piste. De voorhoofdader, die onder meer druk leek te staan dan een intercontinentale oliepijpleiding. Haar woede was voelbaar, en bovenal: terecht.
Eerder op de dag was er nog niks aan de hand geweest. Ik was met mijn optreed-spullen naar het station vertrokken, op weg naar het theater in Barneveld. Natuurlijk had ik de afgelopen dagen het nieuws in de gaten gehouden: zorgelijke berichten over vleermuizen en brandhaarden, over vliegtuigen en handen schudden.
Op dat moment dacht ik nog niet eens aan de écht grote gevolgen. Nee, mijn zorgen waren egocentrischer. Ik moest er vooral niet aan denken dat mijn allereerste cabaret-tour, die ongetwijfelde opmaat naar een decennialange zegetocht door het Nederlandse entertainmentlandschap, dat begin van een imperium, een dynastie, dat díe in de kiem gesmoord zou worden door dit virus.
Dus toen, ter hoogte van station Amersfoort, het gevreesde telefoontje tóch kwam -draai maar weer om, de theaters gaan dicht-, opende ik direct mijn Instagram.
“Fok it, dan maar zo! Zo lang de lockdown duurt speel ik dagelijks een online show vanuit mijn huiskamer. Kijkt allen!”. (Stoer gesproken, maar vrij pathetisch, natuurlijk. Een angstreflex in een zweem van existentiële onzekerheid. Een nutteloze poging om te beteugelen wat niet te beteugelen valt, als een overmoedige peuter die met zijn plastic emmertje en harkje wel even denkt de springvloed te keren.)
“Elke avond moet het hele appartement ondersteboven.”

Het bericht werd opgepikt en ik hield me aan mijn woord: een dagelijkse comedyshow vanuit huis. Op zich heus niet zo’n stom idee, ware het niet dat ik dat idee best eerst met mijn wederhelft had kunnen overleggen... Want waar ik inmiddels achter ben: ook al héét ons type huis een studio, het is met stip de minst geschikte woonvorm om vanuit uit te zenden.
Elke avond moet het hele appartement ondersteboven. Moeten meubels verschoven en statieven opgesteld. Moeten lampen gedraaid en ramen afgeplakt. Moet mijn vriendin in ballingschap naar het bed (de enige vierkante meters die niet in beeld komen), afgesneden van toilet of keuken, terwijl ik de livestreamkijkers zo goed en zo kwaad probeer te vermaken. En elke avond zie ik haar verder in de kloof van chagrijn wegzakken. Want noise-cancelling koptelefoon of niet, probeer je maar eens op je sudoku te concentreren als je vriend tegen zijn webcam staat te schreeuwen. (Ik heb speciaal voor jullie even bij een bevriende geluidstechnicus nagevraagd wat de exacte geluidstechnische term is, maar mijn optreedvolume is, in jargon uitgedrukt, tantoe-tering-teffeshard.)
Dus, lieve lezer: ik wil geen liniaal langs je thuiswerkleed leggen. Natuurlijk is het vervelend als je bureau niet in hoogte verstelbaar is. Irritant wanneer je collega wéér zijn microfoon niet aan heeft. Balen dat er geen VrijMiBo is. Maar wat ik maar wil zeggen: geloof me, het is relatief.
Je had ook kunnen samenwonen met een cabaretier.